Smaad op Facebook

Problemen met een pas aangeschafte camper? Er zijn bedrijven die zo boos worden als klanten daarover op internet uit de school klappen dat ze intimiderende mails sturen om de tekst er weer vanaf te krijgen. Sommigen dreigen zelfs met een boete van maar liefst 5000 euro.
‘Koop geen camper bij dit bedrijf,’ schreef Marja vorig jaar februari ten einde raad. Het dak van haar pas aangeschafte rijdende vakantiehuisje bleek zo lek dat de complete kap vervangen moest worden. Schade: 6.000 euro. En dat terwijl ze er nog geen vakantietrip mee had gemaakt.
Terug dus naar de verkoper. Maar die gaf niet thuis. ,,Er werd beloofd het te repareren maar dat gebeurde steeds niet. Hij dreigde zelfs de camper ‘buiten het terrein te pleuren’ toen we daar boos over werden.’’
(uit: AD, 24 augustus 2017, foto © Arie Kieviet)

Smaad, laster en belediging

In het wetboek van strafrecht kennen we drie bepalingen die mogelijk van toepassing zijn op het in het openbaar nare ervaringen op bijvoorbeeld Facebook zetten.

Smaad (artikel 261 Wetboek van Strafrecht) is het doen van een bewering over iemand waardoor de eer of goede naam van die persoon wordt aangetast. Niet van belang is of de bewering waar of niet waar is! Zelfs met een bewering die waar is kun je tot doel hebben de goede naam van een persoon aan te tasten. Laster (artikel 262 Sr.) gaat een stap verder dan smaad: dit is het doen van een bewering over iemand waarvan men weet (of had kunnen weten) dat deze niet waar is. Als persoon Marja hierboven dus helemaal geen slechte ervaring heeft gehad, dus weet dat het niet waar is, dan heet het laster. De waarheid vertellen kan dus nooit laster zijn, maar kan soms wel smaad zijn. Tot slot: belediging (artikel 265 Sr.) is een krenkende uiting waardoor de eer of goede naam van een persoon of organisatie wordt aangetast. ook daarbij maakt het niet uit of het bericht waar is.

Tegenover die beperkingen in het doen van uitlatingen staat het grondrecht van vrije meningsuiting. Het recht op vrijheid van meningsuiting is vastgelegd in artikel 7 van de Grondwet. Ook het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) erkent de vrijheid van meningsuiting in artikel 10. Dit recht kan alleen worden beperkt door de wet; en dat is nu juist wat het Wetboek van Strafrecht doet.

Afweging van belangen

Als het tot een procedure leidt zal de rechter altijd jouw belangen bij het recht van vrijheid van meningsuiting afwegen tegen het belang van de ander (of de maatschappij) bij smaad, laster of belediging. Daarbij spelen de volgende factoren een rol:

  1. wie doet de bewering en hoe wordt die gemaakt. Je kunt je voorstellen dat als het AD (zoals hierboven) zo’n artikel plaatst anders ligt dan wanneer een roddelkrant zoals Bild of The Sun dat doet;
  2. In hoeverre zijn de beschuldigingen gebaseerd op feiten. Let op: hier is niet de vraag aan de orde of de bewering waar of niet waar is, de vraag is of diegene die de bewering doet op basis van voldoende feiten had mogen komen tot die bewering. Een volslagen verzonnen bewering zal eerder smaad, laster of belediging opleveren dan een bewering gestoeld op (ware) feiten.
  3. Wordt een persoonlijk belang of een maatschappelijk belang gediend? Je kunt een zuiver persoonlijk belang hebben bij het doen van de bewering, maar heb je een maatschappelijk belang (waarschuwen van de maatschappij bijvoorbeeld), dan wordt niet snel smaad, laster of belediging aangenomen.
  4. Tot slot spelen ook de gevolgen voor het slachtoffer een rol.

Enkele gevallen in de zich in de rechtspraak hebben voorgedaan:

Rechtbank Amsterdam 21-12-2016

Een uitbater van een hoofdstedelijk café wordt op last van de gemeente gesloten. Vervolgens noemt hij op zijn Facebook-pagina de betrokken wethouder ‘corrupt’, ‘leugenachtig’ en ‘de Jos van Rey van gemeente’. Hij meldt ook nog dat de wethouder “samenspant met X om geld op slinkse wijze weg te sluizen naar zichzelf via partij Y”. De gemeente eist verwijdering van de Facebookpost. Voor het antwoord op de vraag of het recht op vrijheid van meningsuiting of het recht ter bescherming van de eer of goede naam dient te prevaleren, moeten de wederzijde belangen worden afgewogen met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het geval. De rechtbank oordeelt dat de kwalificatie ‘corrupt’ alsook de mededeling dat de wethouder zou hebben “samengespannen om geld op slinkse wijze weg te sluizen (…)” in de gegeven omstandigheid, wegens ontbreken van feitelijke onderbouwing, onrechtmatig is. Hoewel de andere beschuldigingen niet onrechtmatig zijn, oordeelt de rechtbank dat de Facebookpost als geheel onrechtmatig wordt geacht omdat de uitlatingen onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden.

Rechtbank Gelderland 17-10-2016 ECLI:NL:RBGEL:2016:5780

Een haartransplantatiekliniek heeft bij gedaagde een haartransplantantie verricht waarover gedaagde niet tevreden was. Gedaagde heeft een facebook pagina en een website aangemaakt waar hij zich grievend uit over de kliniek; zo schrijft hij “Onderstaande foto is een kleine impressie van de vele ‘gruwelijke’ fouten van de haartransplantatiekliniek . Dit verschrikkelijke litteken is van een meneer van eind 20 die jaren geleden een FUT behandeling bij de kliniek heeft ondergaan. Dit is helaas het eindresultaat ondanks meerdere littekencorrecties. Deze meneer is voor de rest van zijn leven verminkt, doordat hij op zeer jonge leeftijd is misleid, misbruikt en gemanipuleerd d.m.v. zijn onzekerheden tegen hem te gebruiken. Tevens zijn er flinke bedragen geïncasseerd door de kliniek.” De kliniek vordert verwijdering van de website en een verbod op negatieve uitlatingen door gedaagde. De rechtbank stelt vast dat gedaagde de grens van het toelaatbare overschreden heeft door zich niet te beperken tot de zakelijke informatie over het geschil maar ook zich persoonlijk negatief over de kliniek heeft uitgelaten. Gedaagde bezigt de woorden ‘verminkt’, ‘vele gruwelijke fouten’, ‘malafide’ en ‘gemanipuleerd’ waardoor de indruk van een onbetrouwbare kliniek wordt geschetst. De rechtbank oordeelt dat gedaagde geen feitelijke grond heeft voor deze uitlatingen en derhalve onzorgvuldig heeft gehandeld. Belangenafweging brengt mee dat de vrijheid tot meningsuiting hier minder zwaar weegt dan het recht van eer of goede naam.

Rechtbank Rotterdam 20-07-2016 ECLI: NL:RBROT:2016:7505

Op een website van VVE Media hebben mensen anoniem berichten geplaatst die door eiser als smadelijk en beledigend worden ervaren. Eiser vordert op grond van 843a Rv openbaarmaking van de personen achter de anonieme berichten. De rechtbank stelt dat onder omstandigheden op VVE Media de rechtsplicht rust de persoonsgegevens te verstrekken. Hiervan zal kort gezegd sprake zijn indien voldoende aannemelijk is dat de uitlatingen jegens eiseres onrechtmatig en schadelijk zijn; dat eiseres een reëel belang heeft; dat aannemelijk is dat er in het concrete geval geen minder ingrijpende mogelijkheid bestaat en dat de afweging van alle betrokkenen belangen meebrengt dat het belang van eiser behoort te prevaleren. De rechtbank oordeelt dat de valse beschuldiging, een onterechte declaratie van € 3.000 bij de VvE, niet een zodanig ernstige en specifieke beschuldiging is dat er een overduidelijk belang bestaat om ‘de onderste steen boven te krijgen’. Verder neemt de rechtbank in aanmerking dat de beschuldigingen een incidenteel karakter kennen en weer spoedig van de website waren verwijderd.

Zie ook de publicatie in de Volkskrant van 16 augustus 2018 “Denk verliest kort geding tegen BNNVara: geheime opnamen zijn terecht uitgezonden”.

Conclusie:

Iedereen snapt dat beweringen als ‘corrupt’, ‘leugenachtig’, ‘verminkt’, ‘vele gruwelijke fouten’, ‘malafide’ en ‘gemanipuleerd’ niet door de beugel kunnen en al snel een actie gebaseerd op smaad, laster of belediging tot gevolg kunnen hebben. Laten we voorop stellen dat het vermelden van alleen maar feiten niet snel tot smaad, laster of belediging aanleiding kan geven. Het oogmerk om te beledigen e.d. ontbreekt. Koppel je daar een mening aan (“koop dus maar beter geen producten bij …..”) dan bevindt die zich op of over de grens van het toelaastbare, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De algemeen gangbare redenering “pas op met het vertellen van nare ervaringen op Facebook” vindt volgens mij geen grondslag in de jurisprudentie van smaad, laster of belediging, zolang je het bij de waarheid houdt en de feiten niet interpreteert.

laatstelijk gewijzigd: 16 augustus 2018