De hardleerse BOA

Campers kennen we in het Nederlandse kentekenregister in twee soorten: als personenauto (voertuigklasse M), al dan niet met de bijzondere aanduiding SA of als bedrijfsauto (voertuigklasse N). In veel regels, vooral met betrekking tot parkeren, wordt dan over kampeerwagens, voertuig voor recreatief gebruik of iets dergelijks gesproken waarbij dan voor de definitie wordt verwezen naar het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, het RVV. Onzorgvuldige wetgeving, omdat het RVV in het geheel geen definitie bevat van kampeerwagens, campers of Recreatie Voertuigen. Sterker nog: artikel 22, lid 1 van het RVV bevat een regel over de maximale snelheid voor kampeerwagens die als bedrijfsauto te boek staan; hier wordt de term kampeerwagen gebruikt zonder definitie!

De wettelijke aanduiding kampeerwagen

Het begrip kampeerwagen wordt in twee landelijke regelingen nader gedefinieerd: de Regeling voertuigen en het Uitvoeringsbesluit Motorruitijgenbelasting 1994, beide Ministeriële regelingen (zeg maar van de laagste categorie op Rijksniveau).

De Regeling voertuigen

In de Regeling voertuigen, opgesteld ter uitvoering van hoofdstuk III en VI van de Wegenverkeerswet 1994 dat handelt over de toelating en goedkeuring van voertuigen en over de rijvaardigheid en de rijbevoegdheid, is wel een definitie opgenomen. Onder een kampeerwagen wordt verstaan een voertuig dat “voorzien is van een woongedeelte met ten minste de volgende uitrusting die vast in het woongedeelte bevestigd is:
1°. tafel, die eventueel eenvoudig te verwijderen is;
2°. stoelen;
3°. slaapgelegenheid, eventueel door de stoelen om te vormen;
4°. kookvoorzieningen, en
5°. opbergmogelijkheden;
in ieder geval wordt als kampeerwagen aangemerkt een voertuig voor speciale doeleinden van de voertuigcategorie M met subcategorie SA en een voertuig dat geregistreerd is als kampeerwagen”.
Als basis voor de aanduiding in het Kentekenregister, bijgehouden door de Rijksdienst voor het Wegverkeer, de RDW, geldt de Regeling voertuigen.
In mijn praktijk is gebleken dat de Bijzondere Opsporingsambtenaar heel vaak even het kenteken opzoekt in het kentekenregister en vervolgens kijkt naar de kwalificatie die daarin staat om te beoordelen of er sprake is van een kampeerwagen. En dat is onjuist!!
De Regeling Voertuigen, een ministeriële regeling en gebaseerd op de Wegenverkeerswet, kan niet dienen ter nadere invulling van het RVV (een Algemene Maatregel van Bestuur), zonder een expliciete verwijzing daarnaar in het RVV zelf.

Uitvoeringsbesluit Motorrijtuigenbelasting 1994

Dit uitvoeringsbesluit is onder andere gebaseerd op artikel 23a van de Wet op de motorijtuigenbelasting, waarin het kwart-tarief voor de kampeerwagen is neergelegd.
Op grond van artikel 5aa van dit Besluit vindt dat kwart-tarief toepassing indien:

a. de personenauto een ruimte heeft, gesitueerd achter de in de achterste stand geplaatste zitplaatsen voor de bestuurder en de bijrijder, die een rechthoekig blok kan bevatten van ten minste 170 cm hoogte over een lengte van ten minste 200 cm en over een breedte van ten minste 90 cm;
b. de personenauto is voorzien van:
– minimaal twee vaste zitplaatsen, eventueel in de vorm van draaibare zitplaatsen voor de bestuurder en de bijrijder;
– een vaste tafel, eventueel zodanig bevestigd dat deze eenvoudig kan worden verwijderd;
– slaapaccommodatie voor twee of meer personen, eventueel gecreëerd met behulp van de zitplaatsen, niet zijnde de zitplaatsen voor de bestuurder en de bijrijder;
– vaste en afsluitbare opbergfaciliteiten; en
– een vast keukenblok met een minimale hoogte van het werkblad van ten minste 60 cm, voorzien van een ingebouwde uitneembare watervoorziening met een spoelbak, een kraan en een afvoer, het geheel bestemd voor gebruik in de binnenruimte; en
c. de slaapaccommodatie, bedoeld in onderdeel b, derde aandachtsstreepje, voldoet aan:
– indien het een tweepersoonsslaapplaats betreft: een lengte van ten minste 180 cm en een breedte van ten minste 110 cm; of
– indien het twee of meer afzonderlijke slaapplaatsen betreft: een lengte van ten minste 180 cm en een breedte van ten minste 60 cm, geldend voor ten minste twee slaapplaatsen.

Zoals je ziet zijn de eisen die aan de kampeerwagen worden gesteld bij de belastingdienst iets strenger dan in de Regeling voertuigen. Maar ook weer niet zo streng dat een omgebouwde bedrijfsbus tot camper niet als zodanig door de belastingdienst wordt geaccepteerd, ook blijft het kentekenregister van de RDW hardnekkig ‘bedrijfsauto’ (categorie N) melden.

Het parkeervak voor campers

De camperplaats aan de Houtwal in Zutphen (een hele mooie plek om deze oude historische stad te bezoeken) is voorzien van alle faciliteiten en de 5 camperplaatsen zijn voorzien van het bord E08n uit de bijlage van het RVV: “Parkeergelegenheid alleen bestemd voor de voertuigcategorie of groep voertuigen die op het bord is aangegeven”.
Op 6 juli 2012 zet Hans Freij zijn tot camper omgebouwde bedrijfsauto op één van deze parkeerplaatsen neer. Bij terugkomst ziet hij een kennisgeving achter zijn ruitenwisser: het bekende gele briefje omdat hij kennelijk zijn voertuig had geparkeerd “op een parkeergelegenheid terwijl het voertuig niet tot de aangegeven categorie of groep voertuigen behoort”. Hij wacht netjes de beschikking van het CJIB af (een boete van destijds € 85,-) en tekent daartegen bezwaar aan bij de Officier van Justitie. Die verwerpt het bezwaar, waarna Hans zich tot de kantonrechter wendt. Wanneer ook deze hem niet in het gelijk stelt, gaat hij in beroep bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het is dan inmiddels al het najaar van 2015, ruim drie jaar later. Bij het Gerechtshof brengt Hans in dat “de toepassing van de verkeersregel afhankelijk is van de inrichting van een voertuig en niet zoals de kantonrechter heeft geoordeeld afhankelijk van hoe het voertuig is gekeurd en hoe het kenteken is geregistreerd.”

De advocaat-generaal heeft in het door Hans gevoerde verweer aanleiding gezien om aanvullend proces-verbaal op te vragen. Bij proces-verbaal d.d. 27 juni 2014 heeft de verbalisant een aanvullende verklaring afgelegd. Daarbij zijn foto’s van de gedraging gevoegd. Op de foto’s is te zien dat een voertuig met kenteken [kenteken] staat geparkeerd op een camperplaats. In het aanvullende proces-verbaal verklaart de verbalisant: “(…) Ik heb telefonisch contact gehad met de meldkamer waar we de kenteken bevraging doen. Ik hoorde dat de persoon tegen mij zei dat het voertuig geregistreerd stond als bedrijfsvoertuig. Ik had nog controle bij de RDW gedaan en hier stond ook dat het voertuig niet ingericht is als camper, maar als bedrijfsvoertuig staat geregistreerd. Dus behoort het voertuig niet tot de categorie waar het voertuig geparkeerd stond”.

Het gerechtshof overweegt daarop 1):

  1. Het hof stelt vast dat de verbalisant, voor het antwoord op de vraag of het voertuig van de betrokkene behoort tot de op het onderbord aangegeven categorie of groep van campers (kampeerwagens), de registratie van het voertuig bij de RDW bepalend acht.
  2. In het RVV 1990 is geen definitie gegeven van een camper of kampeerwagen zodat op grond daarvan niet kan worden vastgesteld wanneer een voertuig tot die categorie of groep voertuigen behoort.
  3. In de Regeling voertuigen is wel een definitie van kampeerwagen gegeven. (…)
  1. De Regeling voertuigen strekt ter uitvoering van hoofdstuk III en VI van de WVW 1994. Daarbij gaat het om de toelating en goedkeuring van voertuigen en om de rijvaardigheid en de rijbevoegdheid. Het RVV 1990 daarentegen is gebaseerd op de artikelen 2 en 12, eerste en derde lid, van de WVW 1994 en geeft regels ten aanzien van verkeersregels en verkeerstekens.
  2. Gelet op het verschil in strekking tussen beide regelingen is het hof van oordeel dat de definitie van kampeerwagen in de Regeling voertuigen en de registratie van een voertuig op basis van deze regeling door de RDW, niet bepalend kan zijn voor de uitleg van het gestelde bij of krachtens het RVV 1990 bepaalde.
  3. Dit brengt mee dat de sanctie niet in stand kan blijven. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie vernietigen en de inleidende beschikking vernietigen.

Naar het oordeel van het Hof laat de vermelding ‘bedrijfsauto’ in het kentekenregister onverlet dat er (nog steeds) sprake kan zijn van een kampeerwagen als waarop bord E08n betrekking heeft.

De (model) APV; een ander voorbeeld

In twee bepalingen (artikelen 5:6 en 5:8) komen daarin campers voor, die in de APV worden aangeduid als “voertuigen die voor recreatie worden gebruikt”; maar om te beginnen, onder een voertuig wordt op grond van de definitie in artikel 1:1, onder j verstaan: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens en kinderwagens en rolstoelen;

Artikel 5.1.5 Kampeermiddelen en andere voertuigen

  1. Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
    a. langer dan gedurende zeven achtereenvolgende dagen binnen de bebouwde kom op de weg te plaatsen of te hebben;
    b. te plaatsen of te hebben in de open lucht op particulier terrein voor zover zichtbaar vanaf een door het college aangewezen plaats, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

  1. Het is verboden binnen de bebouwde kom een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter te parkeren, behoudens op de door het college aangewezen plaatsen, waar dit parkeren naar zijn oordeel niet schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente of niet buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte.(..)
  2. Het verbod is niet van toepassing op voertuigen die voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt, zijnde voertuigen als bedoeld in artikel 5:6, eerste lid voor zover deze voertuigen niet langer dan zeven achtereenvolgende dagen binnen de bebouwde kom op de weg worden geplaatst of gehouden.

Gerard heeft zijn camper op een openbare parkeerplaats in zijn straat staan als hij weer terug keert van een trip of als hij binnenkort weer gaan; hij kan niet anders want hij heeft geen oprit voor zijn woning, maar hij houdt zich heel netjes aan de 7 dagen regeling van de APV. Dat gaat lang goed totdat één van zijn buren bij de gemeente gaat klagen over die grote camper in de straat. De BOA komt en schrijft een kennisgeving uit (het gele briefje, dat door een boete wordt gevolgd) onder de aanduiding “groot voertuig”. Gerard gaat in discussie met de BOA, maar dat helpt geen zier. Binnen de kortste keren heeft hij drie bekeuringen in huis en ziet dat de bekeuring is gebaseerd op artikel 5:8; de uitzondering uit het tweede lid is dus kennelijk niet op hem van toepassing.. Hij tekent daar bezwaar tegen aan bij de Officier van Justitie, maar ook die wijst dat bezwaar af.
Ook in dit geval heeft de BOA uitsluitend gekeken in het kentekenregister en daar staat de camper van Gerard te boek als bedrijfsauto. Letterlijk zegt de BOA in zijn proces-verbaal: “RDW gegevens geven aan dat het bedrijfsauto is en dat het dus niet valt onder artikel 5:6”. Maar zeg nou zelf: dit is toch overduidelijk een camper. En volgens het Gerechtshof Leeuwarden “kan, gelet op het karakter van het RVV 1990 als stelsel van gedragsregels die voor de verkeersdeelnemer herkenbaar en uitvoerbaar moeten zijn, niet worden aanvaard, dat een gedragsregel voor bepaalde voertuigen is gebaseerd op een begripsbepaling die niet aansluit bij het spraakgebruik, noch bij de aard van de voertuigen, noch bij de begripsbepalingen van die voertuigen in andere (formele of materiële) wetten.” (Hof Leeuwarden d.d. 21 juli 2005 ECLI:NL:GHLEE:2005:AU1557) Met andere woorden: wat gewoonlijk als kampeerwagen wordt aangeduid, moet dat ook blijven.
Gerard is tegen het besluit van de Officier van Justitie in beroep gegaan bij de Kantonrechter, die op 4 mei 2022 uitspraak heeft gedaan:

Door de leidinggevende van de BOA’s is aangegeven dat hij Gerard op een vlaai zal trakteren als hij bij de rechter gelijk krijgt. Nu nog zien of hij die belofte ook na komt.


1) Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 25 september 2015 (ECLI:NL:GHARL:2015:7231)