Kwartierstaat

Wat is het?

De kwartierstaat is de meest populaire vorm van voorouderonderzoek. Het is het overzicht van de voorouders van een bepaalde persoon. Het overzicht begint met deze persoon zelf, die kwartierdrager of proband(us) heet. Daarna volgen zijn of haar twee ouders, vier grootouders, acht overgrootouders, zestien betovergrootouders, tweeëndertig oudouders, enzovoorts. Elke generatie verdubbelt het aantal voor-ouders. Schematisch ziet het er als volgt uit (blauw = man, rood = vrouw) De steeltjes bovenaan de afbeelding geven aan dat er nog een vervolg van die persoon bekend is (zijn voorouders gaan daar verder).

Nummering

Voor de verschillende vormen van onderzoek zijn in de loop der tijd nummeringsystemen ontwikkeld. Meestal heeft voor een bepaalde onderzoekvorm één bepaald systeem de voorkeur gekregen. Zo’n vast systeem helpt de weg te vinden in een genealogisch overzicht. De lezer die een zekere routine heeft opgebouwd, kan gemakkelijk van de ene naar de andere persoon ‘wandelen’.

Bij kwartierstaatnummering wordt veelal gebruikgemaakt van het zogenaamde ‘systeem-Kekule’. Dit systeem, dat al in de zestiende eeuw bekend was, is genoemd naar de Duitse genealoog Stephan Kekule von Stradonitz (1863-1933) die het drie eeuwen later populair maakte. Het heet ook wel ‘Sosa-Kekule’of ‘Sosa-Stradonitz’. Hierbij krijgt de kwartierdrager (proband) nummer 1, de vader 2, de moeder 3. De ouders van de vader 4 en 5, van de moeder 6 en 7. De ouders van de grootvader van vaders kant zijn dan 8 en 9, enzovoorts. De voorouders in de kwartierstaat heten ‘kwartieren’. De kwartiernum­mers van voorouders kunnen eenvoudig berekend worden op basis van het nummer van het kind (k). De vader heeft 2xk, de moeder 2xk+1. Heeft het kind nummer 427, dan hebben de ouders de kwartiernum­mers 854 en 855. In dit systeem hebben mannen altijd een even num­mer (behalve de mannelijke proband), vrouwen een oneven.
Wanneer een voorouder op een andere plaats in de kwartierstaat al voorkomt, waort dat éénmaal aangegeven en stop van die persoon de verdere opname van voorvaderen, omdat het vervolg bij die andere wordt opgenomen; we houden dus geen dubbele notaties bij. Dit verschijnsel noemen we kwartierverlies; het kwartier wordt natuurlijk niet echt verloren, alleen de notatie blijft verder achterwege.

Toelichting bij de kwartierstaat van onze klein-kinderen

De kwartierstaat van onze klein-kinderen is in zijn geheel opnieuw opgenomen. Beperken we ons tot 40 generaties aan voorouders dan zijn er meer dan 23.000 voorouders bekend die tezamen (door onderlinge verwantschap) meer dan 1.000.000 kwartieren vullen en komt bijvoorbeeld Karel de Grote daarin ruim 1500 keer voor. De generaties daarna zijn niet meer opgenomen omdat:

  1. Slechts drie tot vier generaties voorouders van Karel de Grote zijn echt bevestigd; de rest is meestal giswerk, van zeer onzekere kwaliteit.
  2. De Noorse en Deense voorouders voor ca. 800 stammen uit sagen
  3. De precieze afstamming van keizerin Theophanu via de Mamikoniden van o.a. Perzische vorsten is onduidelijk en onbewezen maar in grote lijnen wel aannemelijk. (met dank aan Marcel Wissenburg)
Klik op de afbeelding voor een vergroting

De grafiek is in twee delen opgedeeld, waarbij links de eerste 30 generaties en rechts het vervolg tot de 38e generatie. Zouden we het in één grafiek hebben weergegeven, dan zie je de eerste 30 generaties nauwelijks enige beweiging door de hoge aantallen (bijna 500.000) in de laatste generaties. De rode lijn geeft in procenten op de rechter y-as het aantal gevonden kwartieren per generatie aan. Zoals je ziet is dat in mijn geval 100 % tot generatie 10 (stamouders) om daarna snel te dalen tot 2% in generatie 20. In schril contrast staat daarmee het aantal gevonden kwartieren zelf, de groene lijn. Dat loopt langzaam op van 2 in generatie 1 naar 2584 in generatie 14, om daarna weer gestaag te dalen tot generatie 18. Voorbij generatie 14, zo ongeveer het begin van de 16e eeuw, ontbreken de doopboeken en lang niet alle voorouders zijn grondbezitters of iets dergelijks zodat je nog wel wat van ze kunt vinden in schepenacten. Een explosieve stijging daarentegen zie je vanaf generatie 29: van 3000 gevulde kwartieren naar ruim 400.000 in generatie 37, waarbij een kleine dip optreedt in generatie 36 (zo rond 1000).Die explosieve stijging wordt veroorzaakt door het feit dat de gevonden kwartieren bijna allemaal tot de adel behoren; rond 1000 zijn dan alleen nog de voorouders van de hoge Europese Adel bekend, vandaar die kleine dip.